Koekoek

De koekoek (Cuculus canorus) is een middelgrote vogel die voorkomt in Europa en Azië en overwintert in Afrika. Hij is beroemd om zijn herkenbare roep “koe-koek”. De koekoek is ongeveer 33 cm lang, heeft een slanke bouw en lijkt in vlucht op een sperwer. Mannetjes zijn grijsblauw van kleur; vrouwtjes kunnen ook bruin zijn.

De soort staat bekend als broedparasiet: het vrouwtje legt haar ei in het nest van andere vogels, zoals de rietzanger of heggenmus. Het koekoeksjong werpt de andere eieren of jongen uit het nest en wordt door de waardvogel grootgebracht.

Koekoeken eten vooral rupsen en andere insecten. Hoewel de soort wereldwijd niet bedreigd is, nemen de aantallen in West-Europa af door minder insecten en het verdwijnen van geschikte leefgebieden.

Tapuiten broeden in open, schrale landschappen zoals duinen, heidevelden, zandverstuivingen en hoogveen. Ze vermijden beboste of dichtbegroeide gebieden. Belangrijk zijn open plekken met lage vegetatie en aanwezigheid van holtes voor nestbouw.

Ze foerageren op de grond en eten voornamelijk insecten zoals kevers, rupsen, spinnen en sprinkhanen. Hun slanke bouw helpt bij het vangen van prooien in kort gras.

De tapuit is een langeafstandstrekker die overwintert in Afrika en broedt in Europa en delen van Azië. In Nederland komt hij voor in duinen, heidevelden en zandverstuivingen, met name op de Waddeneilanden, Veluwe en Drenthe.

Ze nestelen in rotsspleten, konijnenholen of andere holtes dicht bij de grond. Het nest bestaat uit gras, mos en veren. Een legsel bevat meestal 5–6 lichtblauwe eieren, die in ongeveer 14 dagen uitkomen.